Door Nol van Loon
Vanuit Tilburg, de hemel van het zuiden, vertrokken vrijdag 10 april drie dappere Flandriëns vrijwillig naar “de Hel van het noorden”. Toen alle carbonnen kaders en breed gebande wielsets teder in de wagen geplaatst waren, werd er koers gezet richting Roubaix.
Een plezant lentezonnetje belichtte de opgetogen grimassen van de heren; men had er zin in! Op de achtergrond fonkelden de enerverende tunes van Thunderdome 1995. Op de voorgrond werden onder het mom van YOLO (You Only Lul Onzin) steeds betere en doordachtere grappen gemaakt. Plots was de eindbestemming bereikt: “Ronko” (of iets dergelijks).
Aangekomen bij het Oost-Duits-marineschip-ogende hotel stonden de beentjes te popelen om even losgetrapt te worden. Aan deze geboden werd gehoor gegeven en zo reisden de heren al fietsend af naar de moeder aller velodrooms. Op dit kleine stukje aardbol rook, voelde en proefde men de wielerhistorie. Na het oppikken van de startnummers, buskaartjes en na een tevergeefse poging een rondje baan te doen, ging de zoektocht naar de juiste terugweg van start. De vélo’tjes moesten immers nog gekuist worden en daarnaast werd opgemerkt dat het ook wel voordelig zou zijn om wat uurtjes te slapen voordat dé kasseien getrotseerd zouden worden.
PANIEK! De buskaart van coureur J. “el cappuccino” Liskens was met de noorderzon vertrokken. Er werd gezocht, gebeden tot diverse goden, gehuild en nogmaals gezocht. Alle manieren om het ticket terug te krijgen faalden. Na afmelding van de praeses zelf wegens blessureleed ging ook het beoogde avontuur van mr. Cappuccino niet door. En dus werd het ook voor hem plan B: de “korte” afstand van 140km te doen.
Wielertoerist N. van Loon had het ticket met zijn leven bewaakt, waardoor hij het geluk had zijn wekker om 04:15 uur te mogen zetten. Eenzaam, als een renner in chasse patate, vertrok hij in de duisternis naar Roubaix, alwaar de bussen opgesteld stonden. De spanning tijdens de 1,5 uur durende busrit was te voelen. Helemaal toen er dikke regendruppels op de ruiten zichtbaar werden. Men wist wat ging komen; pijn, angst en vermoeidheid. Als een peloton soldaten die op missie gaan.
Kijkend uit de grote ramen van de bus waren talloze, vergane industriële gebouwen en mistige akkers te zien. Deze akkers waren bij zonsopkomst als een schilderij van Mondriaan: een eenvoudige ondergrond, met strepen er doorheen die het legendarisch maken. In dit geval waren dat de pavé’s.
Op de route van de 170km kwamen de eerste stroken al na 13 kilometer. In totaal kreeg Nol 55 kilometer van dit onbegaanbaar terrein voor de kiezen. Het was zoeken naar grip, cadans en een ideale lijn. Verder moesten andere coureurs worden ontweken en dienden de bidons binnenboord te blijven. Last but not least moest er ook nog goed opgelet worden dat het stuur niet uit de handen trilde en dat ondanks de regen toch zicht behouden werd. Genoot men dan wel? Zeer zeker. De drie Flandriëns waren totaal in hun element.
Ondertussen waren ook Robbert en Jef begonnen aan hun bedevaartstocht van 140 kilometer (exclusief enkeltje hotel) over 25 kilometer kasseien. Beide heren waren tijdens “het laatste avondmaal” redelijk sceptisch, aangezien er door beiden al (te) lange tijd niet geheel pijnvrij was gefietst. Dit maakte de tocht alleen nog maar legendarischer. Het ging voortreffelijk. Zelfs Touree d ’Arenberg (Bos van Wallers) en Carrefour de l’Abre werden getrotseerd, hoe onmogelijk het ook is om op een slecht wegdek als dat te rijden.
Onderweg zijn er bij beide partijen relatief weinig problemen geweest voor een Parijs-Roubaix. Wel had Nol 1 lekke band, 1 verloren zadeltasje (met inhoud) en 2 verloren bidons, maar dat was nog te overzien. De valpartijen konden worden ontweken en de fietsen bleven goed genoeg in tact om de tocht uit te rijden.
De stroken bleven komen. De benen raakten voller en voller. De polsen werden broos en de kramp in de vingers bleef aanhouden. De onderrug begon het te begeven, evenals het zitvlak. Hevig schuddend op de stenen werden de heren slechts door één gedachte op de pedalen gehouden: de aankomst in het historische velodroom en de literfles Duvel die daar op hen stond te wachten.
Men voelde de finish alsmaar dichter en dichter komen. Vals plat in één rechte lijn naar beneden, bochtje rechts, links, rechts en daar was hij. Het beige beton glinsterde in het eindelijk doorgebroken waterige zonnetje. De benen, die louter nog uit zuur bestonden, werden nog eenmaal flink op de proef gesteld. Klak, klak, klak: en “hop”, de 53×11 lag er op. De laatste beetjes energie werden uit alle uithoeken van het lichaam getrokken om zo tot een sprint te komen. Wat daarnaast natuurlijk ook zeker moraal gaf was het Strava-segment op deze baan, waar een 7e tijd algemeen werd genoteerd.
De Duvel werd vakkundig ontkroond en verdween met gulzige slokken in de uitgeputte, moegestreden lichamen. Verkrampt en natrillend werd met een extreem voldaan gevoel elke gepasseerde strook even besproken. De euforie van het moment lag er dik op en er werd veel gelachen en genoten. “Ontspanning na inspanning”.
Die avond werd er geschransd alsof men net de winter van 1945 overleefd had. Vanuit de McDrive werd rechtstreeks doorgereden naar de lokale haute cuisine; de friettent. Hier werd nogmaals voor 3 gezinnen eten besteld. Eenmaal thuisgekomen werden de Stava’s geüpload, kregen de medailles een kusje en werd er welverdiende rust gepakt in de vorm van slaap.
“Het is koers!”, was het eerste dat die ochtend door de kamer klonk. De mannen hesen zich wederom in MEET-uniform en vertrokken met de wind op de kop richting het ellendige Carrefour de l’Abre. Onderweg werd onder het mom van: “Real Flandriens eat pain for breakfast” een Frans stokbroodje gesmikkeld. De Franse wegen waren een zodanig doolhof, dat men wederom verdwaalde en dus was het stressen geblazen. De handen waren nog steeds in kramp modus, het zitvlak zonder vel en de benen vol pudding. Dit alles droeg niet bij aan de stemming. Maar toen de rampzalige strook in zicht kwam, verdween de pijn naar de achtergrond. Muziek, mannen in piemelpakken, Belgische vlaggen en de geur van bier zorgden voor de mooiste ambiance die men kan wensen: KOERS.
Liggend in de zon op een grasveldje werd via een scherm bekeken hoe “de grote jongens” het deden op de kasseien. Ze vlogen, het leek zo makkelijk. Het parcours was zeer herkenbaar, evenals het gevoel dat de renners moesten hebben. Hierdoor kwamen de verse herinneringen van de dag ervoor natuurlijk wederom uitgebreid ter sprake. Naar mate de koers Carrefour de l’Abre naderde, voelde men de spanning alsmaar stijgen. Er werd vakkundig een plek uitgezocht naast een groep ladderzatte Belgen. De Belse driekleur, de Vlaamse leeuw, de gele vlaggen en de vele lege flesjes Jupiler vormden in combinatie met de kasseienstrook een prachtig toneel voor de koers. Het aantal circulerende helikopters nam toe, evenals het aantal roekeloos rijdende ploegleiderswagens en persmotoren. Wat hierdoor ook toenam was de hoeveelheid stof. De opgewaaide korrels zand, – de dag ervoor nog modder – werden in de atmosfeer geblazen en raasde door de lucht.
In de verte naderde er een aantal verschillend gekleurde stipjes. Het getril van het carbon werd steeds beter hoorbaar. Achter de joelende Belgen werden de geteisterde gezichten van renners zichtbaar. Het zwarte stof op de gezichten gaf een mooi contrast met de witte tanden, die duidelijk zichtbaar waren. Ze hadden het zwaar. De finale was in volle gang. Alle mannen die verwacht waren zaten er nog bij. De enige die ontbrak was de “all-time favorite” André Greipel. De drie heren hadden deze cultheld toch graag zien winnen.
Na ongeveer 10 minuten te hebben staan kijken, werd er snel teruggelopen naar het scherm om de ontknoping mee te maken. Nog steeds kwamen er talloze gehavende en afziende renners voorbij, maar die deden er niet meer zo veel toe. Met 100% parcourskennis keken de drie mannen (samen met honderden anderen) naar de laatste zenuwslopende kilometers. Ondanks dat duidelijk was dat Degonkolb zou winnen als er in groep aangekomen werd, bleef het tot de laatste millimeter koers nagelbijten. Op het scherm was de juichende winnaar te zien. Toen men de andere kant op keek kwamen er nog steeds renners voorbij die al fietsend ook naar het scherm keken. Ook een ploegleiderswagen van team Giant-Alpecin kwam voorbij. Wat te zien was, leek op een combinatie van een bierfiets en een party-bus. Joelende, knuffelende, hevig toeterende en schreeuwende mannen en vrouwen die ook nog eens het stuur onder controle wisten te houden.
Al met al dus een schitterend weekend. De kernwoorden waren toch wel: legendarisch, heroïsch, lachen, genieten EN “mottige haas”. Dat laatste was het pareltje uit de collectie Limburgse woordenschat van dhr. Cappuccino. Naast het woord “mottige haas” hebben de heren veel van elkaar geleerd. De editie van 2016 werd meteen al besproken en het conceptuele plan is om dan met een grote groep te gaan. Dit evenement is namelijk zo legendarisch, dit moet je als renner meegemaakt hebben!